“I ‘m amazingly drawn to you…” komt met uitgestoken hand op me af.
Het is mijn tweede dag zonder grens.
“Calais is a jungle.
I live in Holland. I thought: why do they want to go to England???? Whats’s in England???”
Ze waren op zoek naar een filmlocatie en kwamen hier terecht.
‘The camera is the painting.’
Ze kijken samen, de man en het meisje, naar de camera, alsof ze een naakte vrouw zien die voor prikkeldraad staat, in olieverf.
‘Can you speak up?’ zegt de cameraman. ‘You’re not disturbing anyone.’
‘What’s the symbolism of the barbed wire?’
‘To make it provocative’
“Waarom is het kussen gebreid?” doelend op het gast-kussen (dat er onbezeten bij ligt).
Een waarom-vraag heeft altijd iets van een aanval.
Omdat de grens ook gebreid is. Ik weet het eigenlijk niet meer.
“Waarom is de grens gebreid?”
Om een grens iets kneuterigs te geven. O ja.
Jongeren zeggen gewoon: “Cool tentje, cool kussen.”
“Er was wel een werk dat ik in het thema in had kunnen passen,” zegt een collega,” maar het is zo actueel, veel kunstenaars suggereren toch iets met grens en vluchtelingen. Je moet toch echt wel een stap zetten.”
Ja, dat dacht ik ook. Daarom zit ik hier.
“Het lijkt wel of u boete zit te doen.”
Dat is ook zo.
“Dus u hebt een probleem. Ik heb hetzelfde dilemma.
Mijn vrouw zei: Je zit ook maar in je atelier. Doe dan verdomme wat.
Iemand heeft voor mij een oproep geplaatst op Facebook, want zelf heb ik dat niet, ik loop wat jaren achter op het digitale vlak, en binnen een half uur had ik reactie. Nu komen er elke week twee Syriërs op mijn atelier om de taal te leren. Wij praten met elkaar, twee uur lang.”
Ik heb ook zoiets gedaan, ik heb me als vrijwilliger aangemeld bij Vluchtelingenwerk en nu help ik in een klas bij Nederlandse Taalles.
Durft u dingen te vragen? Ik weet niet wat ze hebben meegemaakt. Het is misschien te pijnlijk.
Hij heeft een persoonlijk contact, ontvangt ze thuis, vertelt ook over zichzelf. Hij heeft gevraagd hoe ze hier gekomen zijn.
“Wij kunnen niet veel doen. De regering moet toch stappen ondernemen.”
Ik opper weer dat de media de reacties van Nederlanders te negatief belicht. Hij komt met Drenthe op de proppen.
“De staatssecretaris werd bijna aangevallen door de bewoners, omdat er duizend asielzoekers in het plaatsje moesten worden opgevangen. Hij kon nog net op tijd in zijn auto vluchten.”
Je schaamt je toch dood.
“Het aantal asielzoekers zou even groot zijn als het aantal inwoners. Die mensen vonden dat teveel. Ze zeiden: laten grote steden ze opvangen, die zijn er aan gewend, daar zijn veel meer voorzieningen.”
Ik zou denken: in Drenthe is meer ruimte.
* Opgezocht: Het ging om een gemeente van 160 inwoners. Bestuur en inwoners hadden besloten 700 asielzoekers in een vakantiepark op te vangen. De staatssecretaris had er zonder overleg nog 700 bij gepland. Uit protest barricadeerden inwoners de toegangswegen.
Dat was in oktober 2015. Berichtgeving over zoiets blijft lang hangen.
Ik kom ook een bericht tegen: 25.000 kaartjes naar Staatssecretaris Dijkhoff voor Wagif, een actie van bewoners, vrienden en klasgenoten om een uitzetting te voorkomen. Februari 2017, ook in Drenthe, Eelde.
Het is beter asielzoekers in kleine groepen op te vangen, dat is makkelijker te accepteren.
“Maar dat is veel duurder.”
“We zijn in twee helften verdeeld. De ene helft zegt: nee, de andere: we zijn het aan onszelf verplicht.”
“Ik wens ons beiden succes,” zegt hij. We geven elkaar de hand.
Ik heb mijn thee weer omgegooid.
Ze noemt een kunstenaar, “die heeft er echt iets mee gedaan, die geeft het thema echt verdieping. Of vind u dat niet, vindt u dat je het letterlijk moet nemen?”
Ik wilde het thema naar me toe trekken, erin zitten, er deel van uitmaken.
Ze leest: vluchtelingen binnenlaten, maar niet in mijn huis.
“Dat denkt iedereen. ”
Ik bedoel het letterlijk: moeilijk om in mijn huis met een vluchteling samen te wonen, samen te leven met een vreemde.
“Of we ze nu allemaal binnen moeten laten… een deel wel. Als je dat ziet, het doet natuurlijk een beroep op je, je wilt helpen. Maar wat kun je doen? Je weet toch niet wat je kunt doen.”
Misschien als ik daar woonde, zou ik wel iemand in mijn huis laten. Het is dan tastbaar, een praktisch probleem.
“Ik weet niet, als ik daar woonde, of ik dan wel iets zou doen. Dan weet ik nòg niet of ik te bieden heb wat zij nodig hebben.”
Ze wordt geroepen.
“O ja, wij gaan weer. Gewoon een zondagmiddagwandelingetje…”
De tentoonstelling is afgelopen. Dit was de laatste dag. Ter afsluiting ga ik met mijn zusje wat drinken in de zon.