Ik heb mijn grens opgeheven. Hij ligt een eindje verderop, met het kussentje.
De eerste twee uur komt er niemand de galerie in. Ik lig op mijn rug te soezen.
Dan bewonderen een man en een vrouw heel lang de werken naast de tent. Ze bespreken de technieken, en kijken alleen fronsend naar het lege land met het kussen.
Ik denk dat ik het buurland weer weg haal. Het stoort, mensen snappen het niet. Ze durven er niet in te gaan staan, ik schaam me dat ik de ruimte in beslag neem.
Eindelijk het eerste contact. Hij weet niet dat het thema van de tentoonstelling Grens is. Komt erachter bij mijn tent.
“Ik heb makkelijk praten. Maar voor mensen die arm zijn, en er gaat veel geld naar vluchtelingen, dat is natuurlijk wel moeilijk. ”
Maar wie zegt dat dat precies het geld is, dat zij anders zouden krijgen?
“Het conflict moet daar opgelost worden, hè?”
Ja, maar dat kan niemand.
Zonder grens voelt het ontspannener.
Ineens wel zes mensen tegelijk. De mannen van het gezelschap spreken me aan, ik vertel waarom ik hier zit. De vrouwen zeggen gedag. Ik denk dat ik een barrière heb weggehaald. De grens was een spanningsbron.
Hij komt uit Italië en is een paar maanden in Utrecht voor zijn studie medicijnen.
“In Lampedusa komen ook vluchtelingen aan land. Het wordt gezien als een Italiaans probleem, i.p.v. het probleem van de mensen die op de vlucht zijn. ”
Dat is hier ook zo, wij hebben er een probleem mee dat die vluchtelingen allemaal naar binnen willen, en gaan voorbij aan hun probleem dat ze geen plek, geen dak hebben, alles en iedereen hebben moeten achterlaten, en zich onveilig voelen.
Vrienden van hem gaan naar crisisgebieden om te helpen. Als hij eenmaal arts is wil hij dat ook.
Hij waardeert het dat kunstenaars in Utrecht zich druk maken om mensen die zich zo ver buiten hun grenzen bevinden.
Het lijkt dichtbij. Als arts heb je de capaciteiten om iets te doen. Ik heb die niet.
“Wel waar, want als kunstenaar doe je dit. Op verschillende manieren, vanuit verschillende invalshoeken gaan we ermee om en helpen we. ”