De suppoost had zich vorig jaar naar aanleiding van de vluchtelingen als vrijwilliger gemeld bij het Rode Kruis. Maar er waren teveel vrijwilligers. En hoewel ze oproepbaar bleef, hadden ze haar nog steeds niet nodig.
Ik kan optimistischer zijn. Veel mensen willen iets doen net als ik, maar het KOA, de regering, ze willen het zelf organiseren en hebben geen boodschap aan spontane acties. Misschien geven de media en politiek wel een verkeerd beeld van de mening van het Nederlandse volk, alsof iedereen bang is voor vluchtelingen, en tegen is.
Het is echt rustig vandaag. Bezoekers durven niet eens aan mijn kant van de zaal te komen. Bovenaan de trap laten ze hun blik rondgaan en lopen snel weer naar beneden.
Ik heb van de rust maar gebruik gemaakt om de tent om te bouwen. Hij is nu aan de achterkant open.
“Het beste ermee.”
Schrikt het tweede kussentje af? Alsof ze op consult moeten? Ik kan er zelf op gaan zitten. Mijn eigen kussentje is inmiddels ingedeukt tot bijna het niveau van de vloer. Het is gevuld met verpakkingskorrels.
Ik zoek met mijn mobiel op internet: hoe maak ik contact?
Jezelf zijn; aandacht voor de ander hebben; geïnteresseerd zijn, mensen praten graag over zichzelf; niet navelstaren. Niemand voelt zich op zijn gemak tussen onbekenden.
Ik berg mijn blocnote weg. Ik zeg gedag. Dat doen zij ook, vervolgens lopen ze om de tent heen zonder mijn informatie te lezen en kijken me niet meer aan.
Ik haal het opvallende kussen weg en de grens dichter naar me toe. ik heb niet eens de moeite genomen de grens aan de achterkant te sluiten.
Komt het door de zomertijd?
Het is in ieder geval niet moeilijk om in een tentje te zitten dat aan de achterkant open is.
Veel bezoekers tonen interesse voor nr 64 dat naast de tent hangt. Het is een klein werk, misschien wel het kleinste op de tentoonstelling. De kunstenaar heeft met een naaimachine lijnen in papier gestikt, in rechte en zig-zag steek.
Ik voel me tekort schieten als ik met niemand spreek. Moet ik dan als een roofdier de prooi mijn hol binnen slepen?
Ik heb mijn informatie naar de voorkant van de tent verlegd, maar dat helpt ook niet. Ik leg het links achter, zodat men de gelegenheid krijgt het compleet stiekem te lezen.
“Dat is eng hoor, zo’n mevrouw in een tent.”
Ik opper dat mensen veel positiever tegenover vluchtelingen staan dan ik dacht. Maar zij betwijfeld dat.
“Ze krijgen veel sneller een huis, en dan komen mensen in opstand. Zij wel, ik niet!”
Een paar dagen later lees ik het verhaal van een vluchtelinge van twintig die zeventien jaar van haar leven in asielzoekerscentra heeft doorgebracht (bron:UAF).
“Het is moeilijk één mening te hebben.”
Je hoeft niet één mening te hebben. Je hoeft misschien niet eens een mening te hebben. Alleen erover kunnen praten.
Ik heb bewondering voor journalisten. Om mensen te benaderen moet je heel actief te werk gaan. Je moet durven onbekenden aan te spreken, meningen los te peuteren. Ik vond ze agressief of sensatiebelust. Maar zij praten met mensen, en brengen kwesties onder de aandacht.
Ik had ook een bootje kunnen vouwen, een grote papieren boot, waar mensen iets in mogen gooien, wensen, meningen op een papiertje, zonder dat ik erbij ben.
16:55 uur
“Zit u hier de hele middag al?”
Ja, en gisteren ook.
“Ik geef u een 10 voor durf.
Esthetisch is het minder… ”
Het hoeft niet mooi te zijn.
Eigenlijk vind ik hem wel mooi. Het was een uitdaging om er geen materiaal voor te kopen. Ik vind krakkemikkig mooi, iedereen kan een tentje in elkaar schroeven, het is niet meer dan dat, dat vind ik mooi. Daar zit openheid in. Met mij hoeven ze geen gesprek over techniek aan te gaan.
De tent is een haveloos lichaam, dat zich staande houdt en zichzelf is.
Veel mensen zeggen dat ik het mezelf moeilijk maak. Nee, ik ken niet echt het joie de vivre. Ik zit hier mijn schuldgevoelens af te kopen, een penitentie. Niet omdat vier uur opgevouwen in een tentje moeilijk is, ik spring er net zo makkelijk weer uit. Wel om vier uur tussen de bezoekers te zitten. Als ik thuis kom, doe ik de gordijnen dicht en ga in quarantaine.
“Jij hebt toch ook zoiets gedaan?”
“Oh ja… . Ik was gescheiden, mijn vrouw destijds was verliefd geworden op iemand anders. Ze stelde voor een huis te kopen, het had een voor- en een achterhuis, zoals je ook wel hebt bij panden aan de Oudegracht. Zij zou met haar vriend in het ene deel wonen en ik met de kinderen in het andere.
Ik hield nog van mijn vrouw, dus ik wilde dat wel, en ik wilde contact houden met mijn kinderen, dus ik vond het geen slecht idee, maar ik moest er toch over denken.
Ik ben naar Engeland gegaan, naar Dartmoor, dat is een gebergte in het Zuiden van Engeland, niet hoog, ongeveer … meter. Overdag ging ik wandelen, daarna ging ik naar een bar, een pint drinken en wat eten, en weer drinken, en ’s nachts sliep ik op de achterbank van mijn auto. ”
Hij was tot de conclusie gekomen dat hij het niet moest doen, met zijn ex en haar vriend in één huis wonen, want bijvoorbeeld: haar vriend had geen rooie cent. Hij wel, daarvoor had zij hem natuurlijk nodig. Over grenzen. Hij moest een grens trekken.
“Vijf jaar later was het uit met haar vriend, toen wilde ze mij weer terug. Maar ik had inmiddels Joan ontmoet. Zij woonde destijds in Amerika, ze had haar werk daar, en was er nog niet aan toe hierheen te komen. Maar later is ze wel gekomen.” Hij wees naar haar.
Joan en zijn ex konden het goed met elkaar vinden. Hij hielp zijn ex wel eens, met geld. Maar hij moest ook weer een grens trekken, hij wilde haar wel geld geven, maar hij zei ook: het is niet vanzelfsprekend.
“Dus toen heb ik een huis gekocht, en voor haar heb ik een ander huis gekocht. Ik was toch bang dat sommige verhoudingen, bijvoorbeeld dat hij geen geld had en ik wel, nu wel liepen, maar in de toekomst voor spanningen konden zorgen.” Hij vertelde het heel precies, als een verslag voor mij.