Dag 5

Vooraf heb ik hardgelopen en koud gedoucht, waardoor ik ontspannen aan mijn opdracht begin. Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik hier toch voornamelijk voor de vluchtelingen zit, maar juist vandaag gaat het vooral over mij achter mijn grens.

De eerste bezoeker fotografeert alle kunstwerken om me heen en loopt mij straal voorbij.

De tweede is een kind dat mij als eerste ziet. Ze schiet in de lach. Dan komt haar vader. Ze vragen of ik erbij hoor. Prijs: nader overeen te komen, lezen ze op wat achter nr 68 op de lijst staat. Het kind kijkt naar haar vader, ze stemt zich af op hem. Als hij genoegen neemt met geen verdere informatie, doet zij het ook.
Later komt de moeder. De moeder zegt beleefd gedag.

Grensdeeltje

Bij aankomst had ik mijn grens verlegd en mijn gebied weer iets vergroot. Ik ben steken aan het opzetten voor het overtrek van een tweede kussen, het kussen voor de gast.

De jonge suppoost heeft muziek opgezet en ik ben verrast over haar voorkeur: live Jazz.

Van een tentje wist ze niets, maar daar was ik nu op voorbereid, dus heb ik er iets over verteld. De suppoost heeft invloed op de tentoonstelling.

Vandaag krijg ik moeilijk contact. Moet ik mijn gebied juist kleiner maken? Dan doe ik dat maar weer.

Grensdeeltje
“Binnenkort komt er in Kunstliefde een tentoonstelling met als thema geëngageerde kunst,” zegt een collega.

Mijn tent is ook geëngageerde kunst, kom ik ter plekke tot de conclusie.

“Dit is allemààl geëngageerde kunst.” Ze maakt een gebaar om zich heen naar al het werk op de tentoonstelling.

Omdat het thema Grens is, wil dat nog niet zeggen dat het werk geëngageerd is.

Grensdeeltje

Er zijn al twee uur voorbij. Misschien omdat ik zit te breien, krijg ik nauwelijks een gesprek, ze denken: die vermaakt zichzelf wel?

Grensdeeltje
Ze leest mijn informatie. Ik voeg toe: ik zit hier naar aanleiding van de vluchtelingen, omdat ze er niet in  mogen.

“Ik ben het er wel mee eens. ”

O ja?

“Ik denk dat er veel haat is onder de mensen.”

Ja?

“Een vluchteling wil ik wel binnenlaten, ik denk dat iedereen wel een vluchteling binnen wil laten, maar er zitten zoveel slechten tussen, hè.”

Grensdeeltje
“Je mag geen vuur maken hier hoor, want dat is allemaal hout.” Een man met een scarabee in zijn oor.

Ik lach.

Aan de andere kant van de tent aangekomen, leest hij mijn informatie.

“Ik heb ook een klein huis. Ik ken wel mensen die veel grotere huizen hebben. Die zouden eens iets kunnen doen.

We zijn te snel gegroeid.” Hij wist het aantal te noemen waarmee we zijn. “De natuur is beter af zonder de mensheid.”

Horen wij ook niet bij de natuur?

“Niet meer. We zijn te snel ontwikkeld. De sociale intelligentie is achtergebleven.
Mensen hebben te veel geld, ze zijn alleen maar bezig met materiële dingen, hebben, hebben, hebben. Het kan ze niet schelen dat de aarde kapot gaat. Ze denken niet aan de toekomst, het is: na mij de zondvloed.”

Maar ze hebben toch kinderen?

“Ik heb geen kinderen. Ik begrijp niet hoe je kinderen op deze wereld kunt zetten. Ik heb niet veel op met de mensheid, dat heb je misschien al gemerkt. Maar ik geniet van het leven. Ik ga zo nog even naar Amelisweerd.”

Grensdeeltje
“Ik ben tegen grenzen. We zouden alle grenzen op moeten heffen. Dat hebben ze uitgezocht, hè. Het zou niets uitmaken, mensen blijven graag op hun plek. Grenzen zijn heel duur, het zou € .. schelen.” Hij noemde een bedrag.

Ik heb erop gegoogled. Voor wie er ook iets over wil lezen, heb ik het volgende artikel gevonden:
https://decorrespondent.nl/11/waarom-we-alle-grenzen-moeten-openzetten/422895-d885c70a

gestrekte arm
“Als iemand een andere kleur heeft, maken we de afstand groter.” Hij strekt zijn arm naar voren.

“Ik merk dat ik ook verschil maak tussen aardige en niet aardige mensen.”

Maar je hoeft toch niet om te gaan met mensen die je niet aardig vindt?

“Ja hoor.”

Grensdeeltje
“Mag ik erin dan?” vraagt hij na mijn inleiding.

Ja!

Hij stapt de grens over, twee reuzenbenen waar ik tegenaan kijk, en ik bots met mijn hoofd tegen het plafond, hef de tent mee op als ik haastig opsta om voor hem mijn gebied weer uit te breiden. Ik leg mijn kussen voor hem neer, het nog kale binnenkussen.

Maar hij zegt: “Ik moet nu verder, Ik wil nog naar de plantenmarkt.”

Grensdeeltje
Ik vraag me af of bezoekers naar de tent toe komen op de dagen dat ik er niet ben.

“Je zou hem een beetje dicht moeten doen, en dan iets erin waar geluid uit komt.”

Ha, de mensen nieuwsgierig maken!

“En dan zou je hier een camera op moeten hangen.”

Grensdeeltje
De suppoost had last van het gezoem van de lampen. De Jazz cd was de enige die het deed.

Ook dag 4 – mensen willen oplossingen

Bij interviews op TV leek het of arme Nederlanders de PVV-stemmers waren. Misschien is het verschil tussen arm en rijk het probleem. Zijn vreemdelingen de zondebok?

“Het wordt van humanitair probleem tot een politiek probleem gemaakt. Rechts zegt: de vluchtelingen zijn een probleem.

Mensen die geen huis of geen baan kunnen vinden, denken: ja inderdaad, de vluchtelingen pikken ze in.
Rechts geeft ook een oplossing: we laten ze er niet in; we gooien ze eruit.”

Mensen hebben problemen. Ze willen een oplossing. Zit wat in.

“Links komt niet met oplossingen, ja…  een windmolenpark.”

Grensdeeltje

“Wat zou jij willen? Wat voor oplossing zou je willen?”

Ik zou willen dat we vluchtelingen helpen. Want ze moeten geholpen worden. En dat we daarover praten, zoeken naar hoe we dat kunnen doen. Dat het erom gaat hoe, niet of.

Niet wij, de vluchtelingen hebben een probleem. Hoe kunnen we dat oplossen?

Er komt altijd wel een oplossing, zegt men als ik geen baan meer heb en geen geld. ‘Er komt altijd wel weer een oplossing.’ Maar is dat wel zo?

Vanuiit de kajuit

“Ik heb een hekel aan landsgrenzen, elke koe zijn eigen wei. Maar er zijn wel grenzen, psychische grenzen.

Ze zijn over de grens. Maar dan begint het pas: trauma’s; waar je tegenaan loopt. Je neemt altijd jezelf mee.”

Grensdeeltje

Oude dame, ziet er mooi uit, sjiek, komt net van een film in ’t Hoogt over een vluchtelingenkamp: kinderen die speelden, twinkelende oogjes, de zon scheen. Niet dat ze dat nou wilde ophemelen, maar ze was er vrolijk van geworden.

“Het is heel complex.
Niet dat ik iets heb tegen een kleurtje. Ik heb zelf een zoon met een kleurtje, en één met psychiatrische problematiek, dus dat ben ik allang voorbij. Ik mag graag door de stad lopen, al die diversiteit, en ik vind ze  vaak mooi, dus dat is ook meegenomen. Van mij mogen ze binnen komen hoor, ik hou wel van diverse pluimage.”

Een heel energiek iemand. Ik hoor mezelf ook heel energiek gedag roepen als ze gaat.

Dag 4 – begin

Ik heb een breiwerk meegenomen, om een kussentje erbij te breien, maar nu mis ik een pen. Met één pen kun je niet breien.

Ik hoor hoe beneden iemand groet, en wacht tot de voetstappen de trap op komen.

Vandaag wil ik me minder aantrekken van de bezoekers en het initiatief aan hun laten.

Steeds opnieuw moet ik verantwoorden waarom ik hier zit.

Grensdeeltje

De voetstappen zijn verstomd.

Heeft het zin? Zat ik niet liever met een tentje in de middle of nowhere? In de natuur? Met net zo weinig spullen als nu? Had dat niet net zoveel zin?

De suppoost van vandaag wijst de bezoekers op het thema en zegt dat er boven een performance is.

Een paar jaar geleden zag ik een performance. Een man ging op een moeilijke plek liggen, op een stang vlak onder het plafond van een werfkelder. Wat had dat dan voor zin? Ik heb hem opgezocht: André Pielage. Bijzondere kunstenaar, daar gaat het niet om.

Mensen bevragen me waarom ik hier zit.

Ik verbeeld een thema. Ik ben het thema.

De stappen zijn er weer. En nieuwe stemmen. Ze komen naar boven!

Als ze de trap op geklommen zijn, duurt het nog lang voor ze bij mij aankomen.

Het is heet in de tent, warmer dan gisteren. Ik ben de mensen moe.

“Wie weet kun je na afloop de Europese Unie adviseren: grenzen open, grenzen dicht…”

De man heeft mijn grens verbogen tot de vorm van een boot. Nu zit ik in een kajuitje. Hij suggereert een zwemvest erbij aan te trekken.

Grens in de vorm van een boot

“Hoe is het fysiek om hier te zitten, of mag je er ook wel eens uit? Gaat u wel eens liggen?”

Mensen denken dat ik een vluchteling verbeeld, maar dat is niet zo. Ik ben de tent. De tent is een uitbreiding van mijn lichaam.

“In Afrika, waar nu honger heerst, zien die tenten er ook zo uit. Lompen, en niets erin.”

Dat is alles wat die mensen hebben, beschutting tegen de felle zon.

Grensdeeltje

Een tentje in het Spanderswoud. Ik heb altijd al in een tentje in het bos willen wonen, altijd sinds mijn achtste, als Djaidin, de Indonesische jongen uit een boek. Als ik op een dag weg ben, heb ik me gesetteld in een tentje.

Misschien kan ik straks mijn huur niet meer betalen. Dan moet ik wel in een tent.

Dag 3

Het is of ik uit logeren ga. Wat neem ik mee? Neem ik mijn laptop mee, een boek? Uiteindelijk besluit ik laptop en boek niet, het is teveel ballast.

Als ik mijn tentje terugzie, ziet het er best gezellig uit, mijn shelter in de tentoonstelling. Het zal wel stil worden, want het is regenachtig.

Ik had nog snel een tweede kussentje willen maken vanmorgen. Maar het viel te groot uit en ik had niet genoeg vulling.

Mensen komen binnen, diep in hun gesprek gewikkeld. Ik kan ze niet verstaan. Misschien gaat het over de tentoonstelling, misschien niet.

Het is toch warm in de tent.

Shelter in de tentoonstelling

Ze vinden me eng, lezen mijn informatie niet. Hij kijkt om, maar als ik mijn mond open doe om iets te zeggen, kijkt hij gauw weer voor zich. Misschien moet ik dieper in mijn tent kruipen.

Ik mis de energie van de opening. Het meisje dat vandaag suppoost is, weet niets van mijn tentje. Dat ik haar thee geeft, waardeert ze, maar ze zit met oortelefoontjes in haar laptop verdiept.

Ik onderzoek de mogelijkheden om mijn tentje om te bouwen. Het is maar een kleine verandering: de achterkant naar de zijkant verplaatsen en een daklat omzetten. De tent wordt dan langer, een tunneltje, het is om een tweede gast te ontvangen. Misschien heb ik meer doek nodig, maar zéker een 2e kussentje.

tunnel-tentje

Dan ga ik na welke grenzen ik al tegengekomen ben in mijn leven.

  • Toen ik met de fiets die berg niet op kon in Spanje. Moest ik helemaal omrijden en een andere overnachtingsplaats zoeken.
  • De grens van de dood.
  • De grens van met mensen om kunnen gaan.
  • Dat ik een simpel baantje als sorteren op cijfers niet kon, en in mijn proeftijd alweer ontslagen werd.
  • De grens van het geld. Als je er niet meer genoeg van hebt.

Ik weet niet hoe ik het gesprek moet openen. Misschien moet ik maar gaan ombouwen, in beweging komen.

Grensdeeltje

“Ze kunnen het zich niet voorstellen. Geen empatisch vermogen.”

Kunnen ze het niet? Of willen ze het niet?

Als er vrienden komen is dat weer op een andere manier ingewikkeld. We praten ook bij, hoe gaat het met jou? Mag dat wel? Want ik zit hier met een doel.

De twee vrouwen hebben het met elkaar over een hotel voor asielzoekers. Ik weet niet of ik me in het gesprek mag mengen, maar ik moet ook. Want ik zit hier niet voor niks.

Omdat ze me af en toe een fractie van een seconde aankijkt, terwijl ze praat tegen haar vriendin, vraag ik iets. Ze schijnt er veel vanaf te weten. Als ze antwoord, kijkt ze haar vriendin aan.

“Elke gemeente moet een bepaald aantal vluchtelingen opnemen. Het proces blijft steken, omdat gemeentes er niet op tijd in slagen woonruimte vrij te maken. Daardoor verblijven vluchtelingen noodgedwongen langer in asielzoekerscentra.”

Luister ik hun gesprek nou af, of hebben we een gesprek?

Grensdeeltje
Als ik echt vluchtelingen binnen wil laten, moet ik iemand in mijn huis nemen. Maar dat kan ik niet.

“Een half jaar zou ik het wel kunnen. Ik ken iemand die wel achttien kamers heeft, zestien waar ze niets mee doet. Ik zal het eens tegen haar zeggen.”

Vrienden durven een voet over de grens te zetten, plagen daarmee. Maar ik ben niet meer bang dat mensen over de grens gaan. Ze doen het niet.

“Als we geen werk meer hebben, gaan we ze halen, hè? Dan gaan we naar Griekenland.”

Het mag waarschijnlijk niet eens. Vrachtwagenchauffeurs mochten ook geen lifters uit het kamp van Calais mee naar Engeland nemen.

Het is al half vijf. De tijd is ineens snel gegaan omdat er vrienden langskwamen.

Dag 2

“Ja, erg hè. Je ziet dat ( vluchtelingen op TV), en dan denk ik: ik ben blij dat ik er niet over ga.

Ze moeten dààr eens ophouden, hè?”

Ze bedoelde denk ik: met oorlog voeren.

“Ze moeten daar weer opbouwen. Niet hier blijven en hier gaan werken.”

Wanneer moeten ze dan teruggaan? Nu?

“Nee-ee.”

Schetsje: gesprek boven de tent

De eerste met wie ik vandaag wat langer praatte, luisterde vooral naar wat ik te zeggen en uit te leggen had, naar mijn ervaringen tot nog toe.

Ik dacht: ik moet beter luisteren, want hier leer ik niets van.

Hij was naast de grens op de grond gaan zitten, en zei: “Niemand gaat hier dus overheen.”

En dat was zo. Dat had ik niet verwacht.

Ik had het gebied ietsje uitgebreid. Binnen de grens voor mijn tent had ik het kussentje neergelegd. Maar toen niemand aanstalten maakte er plaats te nemen, ben ik er zelf maar weer op gaan zitten.

Opmerkingen die ik van de een krijg, leg ik soms voor aan de volgende:

“Dat kunnen ze niet aan je vragen, ze in je huis toe te laten. We leven in een individualistische maatschappij. Onze moeder nemen we ook niet in huis.”

“Je wordt niet gevraagd ze in je huis toe te laten, maar je wordt wel gevraagd ze toe te laten.”

Dat is waar. In je omgeving, je dorp.

“Ik hoef dat niet te regelen, de regering moet het in banen leiden. Het is niet mijn probleem.”

Maar ik heb het gevoel dat het wel mijn probleem is.

14:45 uur. Het is nu heel stil. Buiten is het mooi weer.

“Je moet het tentje daar zetten, dan heb je uitzicht, zit je niet zo geïsoleerd.”

Ze bedoelde bij de trap, daar kun je naar beneden kijken, het raam zien en de deur die openstaat naar de straat, en de Facetimers met Sokrates die daar zitten met hun laptop vanwege Culturele Zondag, en de suppoost.
Maar ja, dat kan natuurlijk niet zomaar. Ook hier zijn de grenzen bepaald. De indeling ligt vast.

Soms weet ik niet meer wat ‘grens’ is.

Soms is ineens alles grens.Grens klein

“Hoe gaat u reageren als iemand  hieroverheen gaat?”

Het maakt mij eigenlijk niet uit. Vooraf dacht ik dat iedereen over mijn grenzen zou gaan, maar nu merk ik dat niemand dat doet.

Ik vind het eng, maar jullie ook.

“Ik moet een reden hebben om over die grens heen te gaan. En die heb ik niet.”

Het tentje is natuurlijk te klein voor twee. En het gebied eromheen is in de expositie kleiner uitgevallen dan vooraf gepland. Maar toch, toen ik daar wel ruimte had, ging er ook niemand in.

Het tentje is meer: iets zichtbaar maken, hier gaat het over.

Ik ben invloedloos.

“Dat denk ik niet, dat u invloedloos bent. Door wat u nu doet, oefent u ook invloed uit.

We hebben het gehad over Erdohan, over erbij horen en over beïnvloeden.

“Vrouwen in Iran, ik denk dat ze niet gelukkig zijn, omdat ze een hoofddoek om moeten en niet vrij zijn te doen wat ze willen. Maar mag je beïnvloeden, ingrijpen? Willen zij dat wel?”

Ik dacht: je kunt steunen als ze een beroep op je doen.

“Maar de nee-stemmers ( tegen het referendum van Erdogan) hebben ook geen beroep op ons gedaan.”

We hadden ons allebei ingelezen naar aanleiding van de rel in Rotterdam gisteren. De nee-stemmers tegen het referendum van Erdogan werden blijkbaar opgesloten.

Zij zitten aan mijn grens en praten met me. We wisselen van gedachten.

“Als klein meisje verhuisde ik van een witte woonplaats en een witte school naar een wijk in Utrecht. De eerste dag op mijn nieuwe school zat ik tussen drie gekleurde kinderen in, waaronder een jongetje met een leren jack en een gouden ketting, het leek wel een gangster. Ik was doodsbang! Toen ik het thuis vertelde was mijn vader boos op me, want mijn ouders dachten niet zo.
Maar later is dat jongetje mijn beste vriendje geworden. De gangster bleek heel lief. En het bijzondere was, dat ik op een bepaald moment geen kleur meer zag.”

De jongen waar ze mee was, had ook een kleur, en omdat we ‘kleur’ nu expliciet als onderwerp behandelden, durfde ik naar zijn roots te vragen. Terwijl we in gesprek waren, ondertussen in mijn achterhoofd, zonder woorden, had ik me afgevraagd waar hij vandaan kwam.

Uit Arnhem.

Maar zijn ouders en voorouders kwamen uit Suriname en India.

Mensen met wie hij voor zijn werk telefonisch afsprak, waren altijd verbaasd als ze  hem zagen. (Hij  klinkt wit).

In plaats van dat mijn grens mensen buiten houdt, is het de plek waar ik met mensen in contact kom en met ze praat.

Toen ik zondag om vijf uur Kunstliefde uitstapte, rook het buiten als in Amsterdam toen ik nog maar net op kamers was. Ik voelde me rustig. Ik voelde me iets waard, niet met die woorden, maar ik voelde me anders. De afgelopen maanden was ik me steeds onzekerder gaan voelen, mislukt en gefrustreerd. ik rolde steeds verder de berg af en dacht dat ik nooit meer terug kon.

De opening

Ik zag als een berg op tegen de opening. Vrijdag, de dag ervoor, drentelde ik rond in Kunstliefde met de bedoeling er vast een beetje te bivakkeren.

De galerie kreeg een laatste schoonmaakbeurt. Ik zag hoe een vrijwilligster met een stofzuiger voorzichtig langs de grens zoog, tot hij in de stofzuigermond verdween. Ze schrok, begon hard aan de grens te trekken. Gelukkig kwam hij los. Toen het gevaar geweken was, keek ze schielijk achterom.

Laat daar nou net de maker van dit werk staan.

De eerste die mij aansprak tijdens de opening was een man die met mij deelde, hoe hij zojuist zijn grens nog had moeten afbakenen, omdat iemand maar op hem in bleef praten, ook toen hij duidelijk had gemaakt weer verder te willen. Om hem te stoppen had hij het een stuk onaardiger moeten zeggen.

“Ik mag hier niet in,” concludeerde een mevrouw voor mijn grens.
Ik haalde mijn schouders op, want zo moeilijk doe ik er niet over.
“Nou, we zullen er niet overheen gaan, hoor.”

Niemand doet een poging mijn gebreide grens te overschrijden. Alleen de schoonmaakster van gisteren, die ook nog naar de opening kwam, tartte: ‘En als ik zo doe, en zo?’ Met haar voet schoof ze de grens naar mij toe.

Ik duwde hem naar de zijkant weg. ‘Dan maak ik hem hier groter.’

Zij was het enige brutaaltje.

Naast de tent heb ik een A4 met een korte uitleg liggen. Ik heb er later thee overheen gegooid, maar dit was ongeveer de strekking:

Ik wil alle vluchtelingen binnen laten, maar niet in mijn huis. Dat is mijn probleem. Nu onderzoek ik mijn grens.

Mensen kunnen blijven staan om het te lezen, zonder dat ik hen kan zien. Maar ik zie hun voeten. Als ik denk: nu hebben ze het wel gelezen, kijk om het hoekje. Ik moet zelf contact maken, want zij schijnen het net zo eng te vinden als ik, dat ik daar zit.

“Dat  kunnen ze ook niet van je vragen, dat je ze in huis neemt. Dat is voor hen ook niet goed. Ze moeten iets voor hen bouwen.”


“Ik zit er ook mee. Ik wist ook niet wat ik kon doen. Maar wij zijn aan het ontspullen, en mijn man kende een Syrisch gezin aan wie we alles hebben gegeven. Ze waren heel blij, ze gingen heel voorzichtig met de spullen om, pakten alles zorgvuldig in. ”

Toen ik uren na de opening naar huis fietste, ik had nog wat gedronken en het was inmiddels 23:00 uur, werd ik gepasseerd door auto’s met Turkse vlaggen uit de ramen, luid toeterend.

Is er een voetbalwedstrijd geweest?

Thuis zag ik op TV dat een Turkse minister over onze grens was gekomen zonder toestemming. Zij werd omsingeld door zwaar bewapende politieagenten. Zij is terug over de grens gezet.

Groots thema

Het feit dat vluchtelingen aan de grens stonden, of verdronken onderweg hierheen, dat ze op de vlucht waren voor marteling en verkrachting, en dat wij moeite hadden plaats voor ze in te ruimen, bang dat ze ons van deze plek zouden verdringen, daar zat ik erg mee. Ik had het gevoel dat ik iets moest doen, maar ik voelde me ook machteloos.

En het is nog steeds gaande.

Toen ik hoorde dat het thema van de komende ledententoonstelling ‘Grens’ zou worden, zag ik eerst alleen een rood-witte scheidingslijn voor me. Een streep die je trekt tussen het een en het andere, de een en de ander, tussen gebieden, om jezelf heen. Vaak is het geen zichtbare lijn, hij is afgesproken, hij is voelbaar.

Grootse thema’s breng ik graag terug tot zijn meest lullige vorm. De meest lullige vorm is voor mij de essentie. Tegelijk is het een ontzenuwing. Het vingerbreien heb ik geleerd toen ik op een buitenschoolse opvang werkte. Het leek me een geschikt medium voor het weergeven van de tastbare grens, waar ik nu zelf achter zit.

Grens

Mijn thematiek past bij het thema van de tentoonstelling. Ik ben niet goed in het bewaken van mijn grenzen. Ik ben enigszins mensenschuw, ik houd me afzijdig, verstop me soms. Of ik laat mijn grenzen overschrijden. Daartussen is het schipperen.

Tonen – zien – gezien worden – verbergen, ik heb me daar in mijn werk al op allerlei manieren mee beziggehouden. Grenstentje is weer een variatie op het thema.

In de tentoonstelling uit ik mijn thematiek naar de bezoekers. In het tentje verstop ik me, maar tegelijkertijd laat ik me zien. Ik heb mezelf ingezet als werk. Ik wil dat het thema door mij heen gaat.

Misschien leer ik er iets van, misschien hebben anderen er ook iets aan. Ik zit daar met mijn onmacht, mijn gebrek aan middelen, mijn onzekerheid. Ik ben gaan zitten. En nu maar kijken wat er gebeurt.

Grenstentje tijdens de opening

Foto’s: Henriëtte Santing