Dag 2

“Ja, erg hè. Je ziet dat ( vluchtelingen op TV), en dan denk ik: ik ben blij dat ik er niet over ga.

Ze moeten dààr eens ophouden, hè?”

Ze bedoelde denk ik: met oorlog voeren.

“Ze moeten daar weer opbouwen. Niet hier blijven en hier gaan werken.”

Wanneer moeten ze dan teruggaan? Nu?

“Nee-ee.”

Schetsje: gesprek boven de tent

De eerste met wie ik vandaag wat langer praatte, luisterde vooral naar wat ik te zeggen en uit te leggen had, naar mijn ervaringen tot nog toe.

Ik dacht: ik moet beter luisteren, want hier leer ik niets van.

Hij was naast de grens op de grond gaan zitten, en zei: “Niemand gaat hier dus overheen.”

En dat was zo. Dat had ik niet verwacht.

Ik had het gebied ietsje uitgebreid. Binnen de grens voor mijn tent had ik het kussentje neergelegd. Maar toen niemand aanstalten maakte er plaats te nemen, ben ik er zelf maar weer op gaan zitten.

Opmerkingen die ik van de een krijg, leg ik soms voor aan de volgende:

“Dat kunnen ze niet aan je vragen, ze in je huis toe te laten. We leven in een individualistische maatschappij. Onze moeder nemen we ook niet in huis.”

“Je wordt niet gevraagd ze in je huis toe te laten, maar je wordt wel gevraagd ze toe te laten.”

Dat is waar. In je omgeving, je dorp.

“Ik hoef dat niet te regelen, de regering moet het in banen leiden. Het is niet mijn probleem.”

Maar ik heb het gevoel dat het wel mijn probleem is.

14:45 uur. Het is nu heel stil. Buiten is het mooi weer.

“Je moet het tentje daar zetten, dan heb je uitzicht, zit je niet zo geïsoleerd.”

Ze bedoelde bij de trap, daar kun je naar beneden kijken, het raam zien en de deur die openstaat naar de straat, en de Facetimers met Sokrates die daar zitten met hun laptop vanwege Culturele Zondag, en de suppoost.
Maar ja, dat kan natuurlijk niet zomaar. Ook hier zijn de grenzen bepaald. De indeling ligt vast.

Soms weet ik niet meer wat ‘grens’ is.

Soms is ineens alles grens.Grens klein

“Hoe gaat u reageren als iemand  hieroverheen gaat?”

Het maakt mij eigenlijk niet uit. Vooraf dacht ik dat iedereen over mijn grenzen zou gaan, maar nu merk ik dat niemand dat doet.

Ik vind het eng, maar jullie ook.

“Ik moet een reden hebben om over die grens heen te gaan. En die heb ik niet.”

Het tentje is natuurlijk te klein voor twee. En het gebied eromheen is in de expositie kleiner uitgevallen dan vooraf gepland. Maar toch, toen ik daar wel ruimte had, ging er ook niemand in.

Het tentje is meer: iets zichtbaar maken, hier gaat het over.

Ik ben invloedloos.

“Dat denk ik niet, dat u invloedloos bent. Door wat u nu doet, oefent u ook invloed uit.

We hebben het gehad over Erdohan, over erbij horen en over beïnvloeden.

“Vrouwen in Iran, ik denk dat ze niet gelukkig zijn, omdat ze een hoofddoek om moeten en niet vrij zijn te doen wat ze willen. Maar mag je beïnvloeden, ingrijpen? Willen zij dat wel?”

Ik dacht: je kunt steunen als ze een beroep op je doen.

“Maar de nee-stemmers ( tegen het referendum van Erdogan) hebben ook geen beroep op ons gedaan.”

We hadden ons allebei ingelezen naar aanleiding van de rel in Rotterdam gisteren. De nee-stemmers tegen het referendum van Erdogan werden blijkbaar opgesloten.

Zij zitten aan mijn grens en praten met me. We wisselen van gedachten.

“Als klein meisje verhuisde ik van een witte woonplaats en een witte school naar een wijk in Utrecht. De eerste dag op mijn nieuwe school zat ik tussen drie gekleurde kinderen in, waaronder een jongetje met een leren jack en een gouden ketting, het leek wel een gangster. Ik was doodsbang! Toen ik het thuis vertelde was mijn vader boos op me, want mijn ouders dachten niet zo.
Maar later is dat jongetje mijn beste vriendje geworden. De gangster bleek heel lief. En het bijzondere was, dat ik op een bepaald moment geen kleur meer zag.”

De jongen waar ze mee was, had ook een kleur, en omdat we ‘kleur’ nu expliciet als onderwerp behandelden, durfde ik naar zijn roots te vragen. Terwijl we in gesprek waren, ondertussen in mijn achterhoofd, zonder woorden, had ik me afgevraagd waar hij vandaan kwam.

Uit Arnhem.

Maar zijn ouders en voorouders kwamen uit Suriname en India.

Mensen met wie hij voor zijn werk telefonisch afsprak, waren altijd verbaasd als ze  hem zagen. (Hij  klinkt wit).

In plaats van dat mijn grens mensen buiten houdt, is het de plek waar ik met mensen in contact kom en met ze praat.

Toen ik zondag om vijf uur Kunstliefde uitstapte, rook het buiten als in Amsterdam toen ik nog maar net op kamers was. Ik voelde me rustig. Ik voelde me iets waard, niet met die woorden, maar ik voelde me anders. De afgelopen maanden was ik me steeds onzekerder gaan voelen, mislukt en gefrustreerd. ik rolde steeds verder de berg af en dacht dat ik nooit meer terug kon.

De opening

Ik zag als een berg op tegen de opening. Vrijdag, de dag ervoor, drentelde ik rond in Kunstliefde met de bedoeling er vast een beetje te bivakkeren.

De galerie kreeg een laatste schoonmaakbeurt. Ik zag hoe een vrijwilligster met een stofzuiger voorzichtig langs de grens zoog, tot hij in de stofzuigermond verdween. Ze schrok, begon hard aan de grens te trekken. Gelukkig kwam hij los. Toen het gevaar geweken was, keek ze schielijk achterom.

Laat daar nou net de maker van dit werk staan.

De eerste die mij aansprak tijdens de opening was een man die met mij deelde, hoe hij zojuist zijn grens nog had moeten afbakenen, omdat iemand maar op hem in bleef praten, ook toen hij duidelijk had gemaakt weer verder te willen. Om hem te stoppen had hij het een stuk onaardiger moeten zeggen.

“Ik mag hier niet in,” concludeerde een mevrouw voor mijn grens.
Ik haalde mijn schouders op, want zo moeilijk doe ik er niet over.
“Nou, we zullen er niet overheen gaan, hoor.”

Niemand doet een poging mijn gebreide grens te overschrijden. Alleen de schoonmaakster van gisteren, die ook nog naar de opening kwam, tartte: ‘En als ik zo doe, en zo?’ Met haar voet schoof ze de grens naar mij toe.

Ik duwde hem naar de zijkant weg. ‘Dan maak ik hem hier groter.’

Zij was het enige brutaaltje.

Naast de tent heb ik een A4 met een korte uitleg liggen. Ik heb er later thee overheen gegooid, maar dit was ongeveer de strekking:

Ik wil alle vluchtelingen binnen laten, maar niet in mijn huis. Dat is mijn probleem. Nu onderzoek ik mijn grens.

Mensen kunnen blijven staan om het te lezen, zonder dat ik hen kan zien. Maar ik zie hun voeten. Als ik denk: nu hebben ze het wel gelezen, kijk om het hoekje. Ik moet zelf contact maken, want zij schijnen het net zo eng te vinden als ik, dat ik daar zit.

“Dat  kunnen ze ook niet van je vragen, dat je ze in huis neemt. Dat is voor hen ook niet goed. Ze moeten iets voor hen bouwen.”


“Ik zit er ook mee. Ik wist ook niet wat ik kon doen. Maar wij zijn aan het ontspullen, en mijn man kende een Syrisch gezin aan wie we alles hebben gegeven. Ze waren heel blij, ze gingen heel voorzichtig met de spullen om, pakten alles zorgvuldig in. ”

Toen ik uren na de opening naar huis fietste, ik had nog wat gedronken en het was inmiddels 23:00 uur, werd ik gepasseerd door auto’s met Turkse vlaggen uit de ramen, luid toeterend.

Is er een voetbalwedstrijd geweest?

Thuis zag ik op TV dat een Turkse minister over onze grens was gekomen zonder toestemming. Zij werd omsingeld door zwaar bewapende politieagenten. Zij is terug over de grens gezet.

Groots thema

Het feit dat vluchtelingen aan de grens stonden, of verdronken onderweg hierheen, dat ze op de vlucht waren voor marteling en verkrachting, en dat wij moeite hadden plaats voor ze in te ruimen, bang dat ze ons van deze plek zouden verdringen, daar zat ik erg mee. Ik had het gevoel dat ik iets moest doen, maar ik voelde me ook machteloos.

En het is nog steeds gaande.

Toen ik hoorde dat het thema van de komende ledententoonstelling ‘Grens’ zou worden, zag ik eerst alleen een rood-witte scheidingslijn voor me. Een streep die je trekt tussen het een en het andere, de een en de ander, tussen gebieden, om jezelf heen. Vaak is het geen zichtbare lijn, hij is afgesproken, hij is voelbaar.

Grootse thema’s breng ik graag terug tot zijn meest lullige vorm. De meest lullige vorm is voor mij de essentie. Tegelijk is het een ontzenuwing. Het vingerbreien heb ik geleerd toen ik op een buitenschoolse opvang werkte. Het leek me een geschikt medium voor het weergeven van de tastbare grens, waar ik nu zelf achter zit.

Grens

Mijn thematiek past bij het thema van de tentoonstelling. Ik ben niet goed in het bewaken van mijn grenzen. Ik ben enigszins mensenschuw, ik houd me afzijdig, verstop me soms. Of ik laat mijn grenzen overschrijden. Daartussen is het schipperen.

Tonen – zien – gezien worden – verbergen, ik heb me daar in mijn werk al op allerlei manieren mee beziggehouden. Grenstentje is weer een variatie op het thema.

In de tentoonstelling uit ik mijn thematiek naar de bezoekers. In het tentje verstop ik me, maar tegelijkertijd laat ik me zien. Ik heb mezelf ingezet als werk. Ik wil dat het thema door mij heen gaat.

Misschien leer ik er iets van, misschien hebben anderen er ook iets aan. Ik zit daar met mijn onmacht, mijn gebrek aan middelen, mijn onzekerheid. Ik ben gaan zitten. En nu maar kijken wat er gebeurt.

Grenstentje tijdens de opening

Foto’s: Henriëtte Santing

Nieuwste tentje

Ik heb meerdere tentjes gemaakt in aanloop naar de tentoonstelling.
Mijn laatste tentje leek meer op een huis, een huisje boompje beestje burgertentje. Ik denk door de invloed van de verkiezingstijd .

Er klinkt steeds dat we  Nederland moeten houden zoals het is. Jezelf als ‘Nederlander’ zien, is echt iets van de laatste tijd. Een Nederlander is iets smals, een eenheidsworst. Hierdoor kun je je als Nederlander onderscheiden van anderen.

Crisis

Het burgertentje werd door de tentoonstellingscommissie afgewezen. Vanwege burgerlijkheid.

Snel moest ik het nette tentje weer ombouwen tot nomadentent. De gevingerbreide grens vonden de commissieleden overbodig. Ik heb mijn gebied verkleind, en de grens vlak langs de tent gelegd.

Het was geen goede start. Mijn inbreng week toch al af van de rest, ik wilde het hele project afblazen. Maar ik was maanden geleden aan het project begonnen, als ik hier geen tent zou zetten, wist ik niet waar dan.

Crisis doorleefd en toch gaan zitten.

Grenstentje

Er zijn mensen op reis uit gruwelijke omstandigheden, om in ons land een toevlucht te vinden. Ze staan te trappelen voor de grenzen. Ik vind dat we ze binnen moeten laten. Maar de regering bepaalt. Die moet het werkbaar maken, en laat een selecte groep binnen.

Thuis ben ik de regering. Er woont geen vluchteling bij mij in huis. Dat is mijn probleem. Ik laat vluchtelingen buiten in de vrieskou staan, mannen, vrouwen en zelfs kinderen. Ik zou niet weten hoe ik het uit moest houden met een of meer vluchtelingen in huis. Ik vind het al moeilijk als een vriendin bij mij logeert.

Ik zou me de hele tijd bekeken en bekritiseerd voelen en niet mijn eigen ruimte weten in te nemen.

Ik ben bang dat ze me tot de rand toe vullen met hun verhalen. Ik ben bang dat ze willen dat ik dingen voor ze doe die ik niet kan. Ik ben bang dat er geen tijd over blijft voor mij. Ik ben bang dat ze me stom vinden.