Deze kleur was mislukt, te bruin, week te veel af van groen. Daar heb ik toen maar een muts van gebreid.
En toen nog een voor een vriendin, die weer andere kleurwensen had.
Deze kleur was mislukt, te bruin, week te veel af van groen. Daar heb ik toen maar een muts van gebreid.
En toen nog een voor een vriendin, die weer andere kleurwensen had.
Sneeuw in april, kijk, de Forsythia bloeit al.
Het karwei gaat onverminderd voort. Als de voorraad bolletjes op is, moet die eerst aangevuld, het kleed stagneert.
Afgelopen zomer in het Kröller Muller zag ik kunst die iets gemeenschappelijk heeft met mijn kleed. Je kunt de ijzeren platen zien als uitsparingen in het gras. Dit was het bijschrift:
Jullieta Aranda (1975, Mexico stad, Mexico).
Time will tell: an unreadable script takes shape and then distroys Itself.
De bedoeling van dit sculptuur was dat het gedurende het jaar vol zou groeien met mossen en varens. Ik weet niet of het gelukt is, ik ben niet er daarna nog niet geweest.
‘Jullieta Aranda’s beelden bestaan buiten de grenzen van het object en worden gekenmerkt door de strijd van het vangen van ongrijpbare concepten zoals tijd, circulatie en verbeelding. Haar installaties en tijdelijke projecten, die vaak sociale interacties onderzoeken en de rol die de circulatie van objecten speelt in de cycli van productie en consumptie, zijn intens-site-specifiek. Veel van haar werk neemt het concept van de tijd in beslag, soms om alternatieve noties van de temporele ervaring te overwegen, en andere keren om de willekeurige tijd en vrijheid van tijd te benaderen.’
Bovenstaande heb ik van wikipedia. Het is meteen een voorbeeld van hoe onduidelijk je iets kunt uitleggen.
Kun je je er al iets bij voorstellen, zoiets als een afdruk van een tentje?
Omdat ik er binnen aan werk, is de foto van het kleed helaas niet zo scherp.
De wol was op! Voor ik verder kan het kleed, weer kaarden, spinnen, twijnen, verven…
Boven: het verven: wegen; voorweken; geel, geverfd in een soep van de plant reseda (gele wouw); het groen is daarna in een indigobad gegaan.
Eigenlijk is dit beeld, deze plek die ik maak, voor twee mensen, die er niet meer zijn.
Terwijl ik bezig ben, dag na dag na dag, en nauwelijks voortschrijd, denk ik erover na.
Vaak luister ik podcasts en leid mezelf af, maak van de gelegenheid gebruik nog iets te leren, veel over boeken en schrijven en schrijvers, soms over ideeën, politiek, niet vaak over beeldende kunst trouwens, daarover valt niet zoveel te praten. Tegelijkertijd zijn mijn handen bij elke handeling aanwezig, bij elke knoop, in elke vierkante millimeter, bij elke jute draad die van links naar rechts gaat, van rechts naar links.
Er zijn van die films, feel good movies, waarin de dode terugkeert naar zijn eigen leven om nog iets recht te zetten of om degene die achtergebleven is op weg te helpen in het nieuwe bestaan zònder, net zolang tot die het alleen kan. Ze nemen postuum afscheid. Het is heel bevredigend, zo’n film, zo’n sprookje.
Als er iets is wat de dood niet kan is het juist dat. De essentie, de enige en ware betekenis van dood, is dat alles vastligt, verstart, er kan niet meer aan gemorreld worden. Maar iets in me blijft dat ontkennen, in me beweegt iets steeds in tegenovergestelde richting. Misschien dat die drijfveer in mij deze plek creëert, me met een karwei heeft opgezadeld dat me steeds meer moeite geeft, me achterna jaagt.
De open plek op het kleed, op de grasmat, op aarde, ik houd die plek vrij, ik spreid mijn vangnet, ik lok ze, ik zeg ‘spring dan’, hier is plek, je plek naast mij. Ik zal beter voor je zorgen.
Ik ben met de rechterkant van het vloerkleed bezig, de rechterhelft, dat is mijn helft. Dat is nog niet eens hun helft. Die andere kant, waar ik na deze opnieuw een paar jaar door gegijzeld zal worden, dat is hun kant, de kant voor de dode vriend, voor de dode geliefde. Of moet ik zeggen: de kant van de dode vriend, van de dode geliefde?
Ik zal die kant mooier maken, het hoewel gele gras zal er hoger staan, terwijl ik op de harde vloer ernaast lig.
Op 11 november was er sprake van een mijlpaal, ik had de flauwe hoek in de zijkant van het tentje bereikt.
Ik had toch geblogd dat ik aan het einde van het jaar deze rechterhelft van het kleed af wilde hebben? Dat was om mezelf voort te jagen. Ik kon wel weten dat dat er niet in zat, onmogelijk!
Hieronder zie je wat ik tussen 11 november en 1 januari gedaan heb. Aan het begin van dit nieuwe jaar 2022 heb ik een nieuwe markering gezet in de vorm van een groen draadje, dat is ook om mezelf op te jagen.
Op 11 november ging ik de hoek om, de flauwe hoek aan de zijkant van de gele tentafdruk. De linkerkant van het werk is in het echt de middenlijn van het kleed. Dit is nog maar de helft. Als die af is, kan ik weer helemaal opnieuw beginnen aan de andere helft.
Gelukkig Nieuwjaar!
’s Avonds werk ik bij de Post, maar vorige week had ik vrij, om te werken. Het benauwt me steeds meer dat het project zo langzaam vordert. Ik had me op een gegeven moment tot doel gesteld dit jaar de ene helft van het kleed af te krijgen, niet na zorgvuldige planning en berekening, maar omdat het moest, wilde ik de haalbaarheid van dit project in blijven zien. Het lukt niet, natuurlijk niet. Het kan niet.
Ik ben wel zo ver dat ik kijk naar wat ik al heb, en, doordrongen van de realiteit hoe langzaam het gaat, denk ik : hoe is het mogelijk dat ik dat al gedaan heb??
Dit is het resultaat – boven het rode draadje – van vier dagen weven en knopen leggen, als ik vakantie heb van mijn avondbaantje. En dan heb ik nog niet eens uitgerust of me ontspannen! Wel de afwas gedaan, een keer hardgelopen, boodschappen, maar niets vakantieachtigs. Afijn, ik schaam me er bijna voor het te laten zien, is het gekkenwerk?
Op de tweede foto zie je het werk in zijn geheel, en boven de rode streep wat ik in die vier dagen gedaan heb. Je ziet trouwens een deel van wat al af is, want een even lang stuk (iets langer zelfs) zit aan de achterkant. Het hangt dubbel.
In de hedendaagse kunst zijn er steeds meer woorden nodig om een beeld te begeleiden. Het zijn altijd moeilijke woorden die staan in moeilijke zinnen. De tekst met uitleg kan, als hij al begrepen wordt, alleen met het hoofd en hoofdbrekens begrepen worden.
Ik zie een beeld als iets lichamelijks, iets dat voortkomt uit wie ik ben, wat ik meemaak. Het beeld is geen vertaling van een idee, dat zou iets tweederangs zijn.
Toch kan tekst een beeld wel uitleggen, soms kan het helpen een beeld te waarderen. Al is uitleg ook altijd een beetje zonde. Een beeld kan door elke toeschouwer anders geïnterpreteerd worden en dat moet zo blijven. Er is niet één betekenis.
Een beeld is als poëzie. De betekenis ligt er niet duimendik bovenop, hij zit erin. Als een schat in een schatkist (die op slot is).
Elke afdruk van een tentje in het gras is een herinnering aan het tentje dat er gestaan heeft, hoe lang, wie lagen er, waar zijn ze naartoe, hoe gaat het nu met ze?
Het tentje staat er niet meer. Misschien zijn de mensen er ook niet meer, of alleen nog maar één, of misschien zijn de mensen er nog wel, op een andere plaats, en misschien zijn ze veranderd of slapen ze niet meer naast elkaar.
Herinnering is verlangen. Een open plek kan open blijven, men kan er weer gaan liggen, hij kan dichtgroeien, alsof die plek er nooit geweest is.
Sommige mensen denken dat dit beeld een wandkleed wordt. Maar dat kan niet, dit beeld is verbonden met de grond, de grond waar alles groeit, waar gras groeit, die ondergrond is, vaste grond. We liggen erop, we lopen erop, leggen ons erop neer.
Tenslotte… de vorm van de tentafdruk is ook de vorm van een graf of een grafzerk. Dood is verbonden met herinnering, met verlangen.
De materialen van dit beeld zijn jute en wol, plantaardig, fysiek. Een groot deel van dit werk is mijn arbeid, ik werk eraan als een spin. Als ik de draad uit mijn eigen lichaam had kunnen spinnen, had ik het gedaan, ik wilde daar zo dicht mogelijk bij blijven. Daarom besteed ik er niets van uit. Daarom is er geen machine die dit kan doen. En daarom duurt het zo lang…
Ik heb dit filmpje toch maar 2x versneld omdat het anders helemaal te lang wordt. Dit is het wisselen van de scheringdraden. Om de twee draden weef ik er twee doorheen. Je ziet hoe ik de achterste dradenparen naar voren haal. Aan de rechterkant wikkel ik met een wollen draad een paar maal achtjes om de draden daar, als rand van het kleed. Vervolgens weef ik twee draden.
In werkelijkheid ben ik hier zes minuten bezig, valt me nog mee.
Zo langzaam, zo dus. Hier zie je het knopen, elke regel zo’n 140 knopen op een rij.
Als alle knopen gelegd zijn, wissel ik de scheringdraden weer om, de voorste gaan naar achteren, twee draden weven en dan weer knopen.
En zo almaar door…